NGB Artikel 5 - Het gezag van de Heilige Schrift
>> vrijdag 7 juli 2006
Wij ontvangen1 al deze boeken, en deze alleen, als heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen2. En zonder in enig opzicht te twijfelen geloven wij alles wat zij bevatten.
Dat doen wij niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als canoniek erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat zij van God zijn3. Het bewijs daarvan ligt bovendien in de boeken zelf. Want zelfs blinden kunnen tasten dat de dingen die erin voorzegd zijn, gebeuren4.
Dit artikel is nu echt een geloofs-artikel. In discussies over het gezag van de Bijbel kunnen we allerlei mooie dingen laten zien vanuit de Bijbel zelf. We kunnen de (kerk)geschiedenis erbij halen. We kunnen proberen aan te tonen dat er allerlei profetieën zijn uitgekomen. En ik denk dat het goed is om dit te doen. Maar toch: als mensen het niet willen aannemen, houdt het voor ons op. Uiteindelijk kom je altijd uit bij geloof.
Het is het geloof dat de Heilige Geest in ons werkt, dat alle verschil maakt. Met de ogen van het geloof kun je dingen zien waar anderen blind voor zijn. Dan ontstaat er ook die wonderlijke wisselwerking: door het geloof zie je dat de Bijbel de waarheid is, en tegelijk wordt je geloof versterkt en bevestigd door wat je in de Bijbel leest.
1Tenzij anders aangegeven komen alle Bijbelteksten uit de NBG vertaling 1951.
En hierom danken ook wij God onophoudelijk, dat gij, toen gij het gepredikte woord Gods van ons hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God, dat ook werkzaam is in u, die gelooft. (1 Tes 2:13)
2
Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot weerlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust. (2 Tim 3:16,17 Statenvertaling herziening 1977)
3
Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de heilige Geest. (1 Kor 12:3)
Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling. (1 Joh 4:6)
En de Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. (1 Joh 5:6b)
4
Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de HERE niet gesproken heeft? – als een profeet spreekt in de naam des HEREN en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de HERE niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen. (Deu 18:21,22)
Doch Micha zeide: Indien gij inderdaad behouden terugkomt, heeft de HERE door mij niet gesproken. Voorts zeide hij: Hoort, gij volken, altemaal. (1 Kon 22:28)
de profeet die van vrede profeteert – als het woord van die profeet komt, zal van die profeet erkend worden, dat de HERE hem in werkelijkheid gezonden heeft. (Jer 28:9)
Doch als het komt – en het komt! – dan zullen zij weten, dat er in hun midden een profeet is geweest. (Eze 33:33)
0 reactie(s):
Een reactie posten