Jezus weet wie Hij heeft uitverkoren
>> dinsdag 4 juli 2006
13 U noemt Mij Meester en Heer, en u zegt het terecht, want Ik ben het. 14 Als dan Ik, de Heer en de Meester, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook u elkaars voeten te wassen; 15 want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u doet zoals Ik u heb gedaan. 16 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: een slaaf is niet groter dan zijn heer, en een gezant niet groter dan hij die hem heeft gezonden. 17 Als u deze dingen weet, gelukkig bent u als u ze doet. 18 Ik spreek niet van u allen; Ik weet wie Ik heb uitverkoren; maar de Schrift moet worden vervuld: ‘Hij die met Mij het brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven’. 19 Nu al zeg Ik het u, voordat het gebeurt, opdat u, wanneer het gebeurt, zult geloven dat Ik het ben. 20 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie ontvangt wie Ik ook zend, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij heeft gezonden.
1 Opnieuw sprak Jezus tot hen in gelijkenissen: 2 ‘Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. 3 Hij stuurde zijn slaven om de gasten te roepen die voor de bruiloft genodigd waren, maar ze wilden niet komen. 4 Hij stuurde weer andere slaven met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: Kijk, ik heb mijn maaltijd bereid, mijn ossen en het mestvee zijn geslacht, en alles staat gereed. Kom naar de bruiloft.” 5 Maar ze trokken zich er niets van aan en gingen hun eigen weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. 6 De overigen grepen zijn slaven vast, mishandelden en vermoordden hen. 7 De koning werd woedend. Hij stuurde zijn soldaten, liet die moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. 8 Toen zei hij tegen zijn slaven: “Het bruiloftsmaal is klaar, maar de genodigden waren het niet waard. 9 Ga nu dus naar de kruispunten van de wegen, en nodig iedereen die je maar tegenkomt uit voor de bruiloft.” 10 Die slaven gingen naar de wegen en brachten iedereen mee die ze tegenkwamen, slechten en goeden; en de bruiloftszaal liep vol met gasten. 11 Maar toen de koning binnenkwam en de gasten zag, merkte hij iemand op die geen bruiloftskleding aan had. 12 Hij zei tegen hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen zonder bruiloftskleding?” Hij wist niets te zeggen. 13 Toen zei de koning tegen de dienaren: “Bind hem aan handen en voeten en werp hem in de uiterste duisternis.” Het zal daar een gejammer zijn en een tandengeknars. 14 Immers, velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitgekozen.’
0 reactie(s):
Een reactie posten