God zelf is mijn erfdeel

>> woensdag 29 november 2006

Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken,
      mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig.
Psalm 73:26 NBG

Lees meer...

NGB Artikel 11 - De godheid van de Heilige Geest

Wij geloven en belijden ook dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat. Hij is niet gemaakt of geschapen en ook niet voortgebracht; wij kunnen alleen maar zeggen: Hij gaat van beiden uit1.
In orde is Hij de derde Persoon van de Drieëenheid, van éénzelfde wezen, majesteit en heerlijkheid als de Vader en de Zoon, echt en eeuwig God, zoals de Heilige Schriften ons leren2.
Ook de Heilige Geest is echt en eeuwig God. Een van de duidelijkste teksten uit de Bijbel is Handelingen 5:3-4 (zie ook hieronder bij de tekstverwijzingen), waar Petrus eerst tegen Ananias zegt: 'Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen'? En even later zegt Petrus: 'Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.'
Verder noemt de Bijbel ons een tempel van de Heilige Geest (1 Korinthe 6:19), maar ook de tempel van de levende God (2 Korinthe 6:16). Als je daarover nadenkt wordt je er stil van: God zelf woont in mij! Dat zegt Jezus ook zelf: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen (Johannes 14:23). Ook Johannes zegt het zo: En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft (1 Johannes 3:24).

Veel mensen geloven niet dat de Heilige Geest een persoon is. Ze stellen Hem voor als een onpersoonlijke kracht. Nu vergelijkt de Bijbel de Geest ook wel met bijv. de wind, of de adem van God, maar tegelijk spreekt de Bijbel toch ook heel duidelijk over de Geest als een persoon: Hij wordt de Trooster genoemd. Je kunt Hem bedroeven (Efeze 4:30) en weerstaan (Handelingen 7:51). Hij spreekt (Handelingen 13:2) en getuigt (Hebreeën 10:15).

Zo is ook dit artikel in de eerste plaats bedoeld om God te eren en te aanbidden. We begrijpen maar weinig van de Heilige Geest. Hij is immers Geest en wij niet. Hij is ongrijpbaar voor ons. Maar Hij is wel God!

De HERE is groot en zeer te prijzen,
zijn grootheid is ondoorgrondelijk.
(Psalm 145:3)
1
Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u.
Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. Judas, niet Iskariot, zeide tot Hem: Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft.
Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. (Joh 14:15-26)

Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen; (Joh 15:26)

Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe. (Rom 8:9)

2
De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren. (Gen 1:2)

Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. (Mat 28:19)

Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. (Hand 5:3,4)

Want óns heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. (1 Kor 2:10)

Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? (1 Kor 3:16)

En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God. (1 Kor 6:11)

Dit is Hij, die gekomen is door water en bloed, Jezus Christus, niet slechts met water, maar met het water en met het bloed. En de Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. (1 Joh 5:6)
Alle aangehaalde bijbelteksten komen uit de NBG vertaling 1951.

Lees meer...

Ontmoetingen bij het open graf

11 Maar Maria stond huilend buiten bij het graf en terwijl zij huilde, boog zij voorover in het graf 12 en zij zag twee engelen in witte kleding zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had; 13 en die zeiden tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Zij zei tegen hen: Omdat ze mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet waar ze Hem neergelegd hebben. 14 En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en zag Jezus staan, en zij wist niet dat Jezus het was. 15 Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij meende dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer, als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen. 16 Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester. 17 Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader; maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God. 18 Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had. (Johannes 20:11-18 HSV)

Lees ook:
Maria bleef - Ruth 1:15-18
'Waarom huilt u?' - Jesaja 49:14-23
Over engelen - Hebreeën 1:5-14

Lees meer...

De opstanding

>> maandag 27 november 2006

1 En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena vroeg, toen het nog donker was, naar het graf; en zij zag dat de steen van het graf weggenomen was. 2 Daarom liep zij terug en ging naar Petrus en naar de andere discipel, die door Jezus bemind werd, en zei tegen hen: Ze hebben de Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet waar zij Hem neergelegd hebben. 3 Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij kwamen bij het graf. 4 En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5 En toen hij vooroverboog, zag hij de doeken liggen, maar toch ging hij er niet in. 6 Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf binnen en zag de doeken liggen. 7 En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats. 8 Toen ging ook de andere discipel, die het eerst bij het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde. 9 Want zij begrepen het Schriftwoord nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan. 10 De discipelen dan gingen weer naar huis. (Johannes 20:1-10 HSV)

Lees ook:
De opstanding - 1 Korinthe 15:1-11
De betekenis van de opstanding - 1 Korinthe 15:12-28
Maria Magdalena - Lukas 7:36-50
Verschil in karakter tussen Petrus en Johannes doet er niet toe - Galaten 3:26-4:7
Jezus' lichaam gestolen? Maar waarom liggen de doeken en de zweetdoek er dan nog? - Matteüs 28:11-15

Lees meer...

De HERE is nabij

>> woensdag 22 november 2006

De HERE is nabij de gebrokenen van hart
      en Hij verlost de verslagenen van geest.
Psalm 34:19 NBG

Lees meer...

Jozef van Arimathea en Nicodemus

38 En daarna vroeg Jozef van Arimathea, die een discipel van Jezus was (maar in het geheim uit vrees voor de Joden) aan Pilatus het lichaam van Jezus te mogen wegnemen; en Pilatus stond het toe. Hij dan ging erheen en nam het lichaam van Jezus weg. 39 En Nicodemus (die eerst 's nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond. 40 Zij namen dan het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen doeken met de specerijen, zoals het de gewoonte van de Joden is om te begraven. 41 En er was bij de plaats waar Hij gekruisigd was, een hof en in de hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand gelegd was. 42 Daar nu legden zij Jezus vanwege de voorbereiding van de Joden, omdat het graf dichtbij was. (Johannes 19:38-42 HSV)

Lees ook:

Laten we bidden dat geheime discipelen eens moedige getuigen worden
31 Een andere gelijkenis hield Hij hun voor. Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. 32 Dat is wel het kleinste van al de zaden, maar als het opgegroeid is, is het het grootste van de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogels van de hemel een nest komen maken in zijn takken. 33 Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het helemaal doorzuurd was. 34 Al deze dingen sprak Jezus tot de menigte door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet, 35 opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet, toen hij zei: Ik zal Mijn mond opendoen met gelijkenissen; Ik zal over dingen spreken die verborgen waren vanaf de grondlegging van de wereld. (Matteüs 13:31-35 HSV)

De innigste vrienden van Christus zijn vaak niet de opvallendste
26 Let namelijk op uw roeping, broeders: Er zijn onder u niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen, niet veel aanzienlijken, 27 maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen. 28 En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is, teniet te doen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor Zijn aangezicht. 30 Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing, 31 opdat het zal zijn zoals geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heere. (1 Korinthe 1:26-31 HSV)

De Heilige Geest leidt gelovigen niet altijd door dezelfde ervaringen, of met dezelfde snelheid
25 Barnabas nu en Saulus keerden terug uit Jeruzalem na daar hun dienst vervuld te hebben, en zij namen ook Johannes mee, die ook Markus genoemd werd. 1 En er waren in Antiochië, in de gemeente aldaar, enkele profeten en leraars, namelijk Barnabas, Simeon, die Niger genoemd werd, Lucius van Cyrene, Manahen, die met Herodes de viervorst opgegroeid was, en Saulus. 2 En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb. 3 Toen vastten en baden zij, en nadat zij hun de handen opgelegd hadden, lieten zij hen gaan. 4 Dezen dan, uitgezonden door de Heilige Geest, vertrokken naar Seleucië en gingen vandaar per schip naar Cyprus. 5 En toen zij in Salamis gekomen waren, verkondigden zij het Woord van God in de synagogen van de Joden; en zij hadden bovendien Johannes als dienaar. 6 En toen zij het eiland doorgegaan waren tot Pafos toe, troffen zij een zekere tovenaar aan, een valse profeet, een Jood die Barjezus heette. 7 Hij was bij de stadhouder Sergius Paulus, een verstandig man. Deze riep Barnabas en Saulus bij zich en verlangde ernaar het Woord van God te horen; 8 maar Elymas, de tovenaar (want zo wordt zijn naam vertaald), werkte hen tegen en probeerde de stadhouder van het geloof af te houden. 9 Maar Saulus (die ook Paulus genoemd wordt), vervuld met de Heilige Geest, keek hem doordringend aan 10 en zei: O duivelskind, vol van alle bedrog en van alle sluwheid, vijand van alle gerechtigheid, zult u er niet mee ophouden de rechte wegen van de Heere te verdraaien? 11 En nu, zie, de hand van de Heere is tegen u en u zult blind zijn en de zon voor een tijd niet zien. En onmiddellijk viel er donkerheid en duisternis op hem, en rondlopend zocht hij naar mensen die hem met de hand konden leiden. 12 Toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij, diep onder de indruk van de leer van de Heere. 13 En Paulus en die bij hem waren, voeren van Pafos weg en kwamen in Perge aan, een stad in Pamfylië. Maar Johannes verliet hen en keerde terug naar Jeruzalem. (Handelingen 12:35-13:13 HSV)

Jozef van Arimathea eerde Christus toen alle discipelen Hem hadden verlaten
9 Haast u om spoedig naar mij toe te komen. 10 Want Demas heeft mij in de steek gelaten, omdat hij de tegenwoordige wereld heeft liefgekregen en is vertrokken naar Thessalonica, Krescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. 11 Alleen Lukas is bij mij. Haal Markus op en breng hem met u mee. Want hij is voor mij van veel nut voor de dienst. 12 Maar Tychikus heb ik naar Efeze gezonden. 13 Breng, wanneer u komt, de reismantel mee die ik in Troas bij Karpus achtergelaten heb, en de boeken, vooral de perkamenten. 14 Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaad aangedaan. Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken. 15 Wees ook u voor hem op uw hoede, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan. 16 Bij mijn eerste verdediging was er niemand die mij bijstond, maar zij hebben mij allen in de steek gelaten. Het moge hun niet toegerekend worden. 17 Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij kracht gegeven, opdat door mij de prediking volbracht zou worden en alle heidenen die zouden horen. En ik ben uit de muil van de leeuw verlost. 18 En de Heere zal mij redden van alle boos werk en mij verlossen tot in Zijn hemels Koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen. (2 Timotheüs 4:9-18 HSV)

Lees meer...

Geen voorwaarden!

>> donderdag 16 november 2006

Op www.desiringgod.org staat vandaag een link naar een kort artikeltje (met daarbij een audiofragment) met de titel 'Does God choose who will be saved?'

Ik heb al wel eens eerder geschreven over uitverkiezing en Gods soevereiniteit, maar dit artikel en vooral het audiofragment laten heel duidelijk zien hoe waardevol de leer van de onvoorwaardelijke uitverkiezing is. John Piper noemt 3 redenen waarom deze leer hem zo dierbaar is:
  1. Het ontdoet ons van alle roemen in onszelf;
  2. God krijgt alle eer;
  3. Het maakt het mogelijk het evangelie te verkondigen aan de meest immorele zondaar denkbaar. Eenvoudig omdat God onvoorwaardelijk kiest! Er zijn geen voorwaarden waar we aan moeten voldoen! God is volledig vrij.

Vooral deze laatste reden vind ik een echte eye-opener! Juist omdat er vaak geredeneerd wordt in de trant van: als alles al vastligt, waarom zou je dan nog evangeliseren? John Piper laat dus zien dat een juiste kijk op de leer van de onvoorwaardelijke uitverkiezing ons juist moet aansporen het evangelie te verkondigen!

Lees meer...

NGB Artikel 10 - De godheid van Jezus Christus

>> woensdag 15 november 2006

Wij geloven dat Jezus Christus naar zijn goddelijke natuur de eniggeboren Zoon van God is1, van eeuwigheid voortgebracht. Hij is niet gemaakt of geschapen — want dan zou Hij een schepsel zijn — maar één van wezen met de Vader, mede-eeuwig, Hem in alles gelijk2. De Schrift noemt Hem: de afstraling van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen (Heb 1:3).
Hij is Gods Zoon, niet alleen sinds Hij onze natuur heeft aangenomen, maar van alle eeuwigheid3. De volgende getuigenissen leren ons dat, wanneer wij ze met elkaar vergelijken.
Mozes zegt dat God de wereld heeft geschapen4, en de apostel Johannes zegt dat alle dingen zijn geschapen door het Woord, dat hij God noemt5. De apostel zegt dat God de wereld door zijn Zoon geschapen heeft6 en eveneens dat God alle dingen door Jezus Christus geschapen heeft7. Daarom moet Hij die genoemd wordt God, het Woord, de Zoon en Jezus Christus, er reeds geweest zijn, toen alle dingen door Hem geschapen werden. De profeet Micha zegt dan ook: Zijn oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid (Micha 5:1). En de brief aan de Hebreeën: Hij is zonder begin van dagen of einde van leven (Heb 7:3).
Zo is Hij dan de ware, eeuwige God, die Almachtige die wij aanroepen, aanbidden en dienen.
Het is alweer een tijdje geleden dat ik schreef over de artikelen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De laatste keer was 27 juli over artikel 9. Het wordt dus hoog tijd dat ik de draad weer oppak.

Artikel 9 handelt over de bewijzen in de Bijbel voor wat betreft de Drieëenheid. Artikel 10 spitst zich toe op de godheid van Jezus Christus. Veel mensen willen er niet aan dat Jezus Christus God is. Sommigen beschouwen Hem als een bijzonder goed mens. Een voorbeeld, maar niet meer dan dat. Anderen zien Hem als het hoogste geschapen wezen. Hij is dan de hoogste engel. Wat is de Bijbel dan zelf heerlijk eenvoudig en duidelijk: 'In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.' (Johannes 1:1). Een paar verzen later (zie vers 14, 15, 17, 29, 30) is het klip en klaar dat met 'het Woord' Jezus bedoeld wordt.

Maar dit artikel is niet in de eerste plaats geschreven om iets te bewijzen. Belijden is in de Bijbel ook God danken en loven en eren (zie bijv. (Rom. 15:9). Daar gaat het dus ook hier om. Laten we dit artikel dan ook zó lezen en laten we ons verwonderen over Jezus Christus. Hij is geen schepsel, hoe hoog ook, maar de eniggeboren Zoon van God, van eeuwigheid voortgebracht. J.C. Ryle schrijft in het boek Een jaar lezen in Johannes het volgende bij Johannes 1:1:
Onze Heere Jezus is eeuwig. Johannes zegt ons: "In den beginne was het Woord." De Heere Jezus begon zijn bestaan niet toen de hemelen en de aarde werden geschapen. Nog veel minder nam Hij een aanvang toen het evangelie in de wereld werd gebracht. Hij had heerlijkheid bij de Vader "eer de wereld was" (Joh. 17:5). Hij bestond al toen de stof het eerst geschapen werd en voordat de tijd begon. Hij was "voor alle dingen" (Kol. 1:17). Hij was van alle eeuwigheid.
Vul je gedachten hiermee. Mediteer erover. Dank God voor dit wonder en aanbid Hem.
1
Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem! (Mat 17:5)

Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. (Joh 1:14)

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. (Joh 1:18)

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. (Joh 3:16)

Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg. Tomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien.
Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen. (Joh 14:1-14)

Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. (Joh 20:17)

maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam. (Joh 20:31)

naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here (Rom 1:4)

Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet (Gal 4:4)

Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. (Heb 1:1-2)

Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is? (1 Joh 5:5)

Indien wij het getuigenis der mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van zijn Zoon getuigd heeft. Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. (1 Joh 5:9-12)

2
Hierom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat schond, maar ook God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde. (Joh 5:18)

opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft. (Joh 5:23)

Ik en de Vader zijn één. (Joh 10:30)

Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? (Joh 14:9)

Tomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en mijn God! (Joh 20:28)

hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen. (Rom 9:5)

die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht (Fil 2:6)

Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping (Kol 1:15)

verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus (Tit 2:13)

Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge (Heb 1:3)

En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.(Opb 5:13)

3
Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik. (Joh 8:58)

En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. (Joh 17:5)

Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. (Heb 13:8)

4
In den beginne schiep God de hemel en de aarde. (Gen 1:1)

5
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. (Joh 1:1-3)

6
heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. (Heb 1:2)

7
voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem. (1 Kor 8:6)

want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; (Kol 1:16)
Alle aangehaalde bijbelteksten komen uit de NBG vertaling 1951.

Lees meer...

De HERE is mijn kracht en mijn schild

De HERE is mijn kracht en mijn schild;
      op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen.
Daarom juicht mijn hart
      en loof ik Hem met mijn lied.
Psalm 28:7 NBG

Lees meer...

Het Schriftwoord vervuld

31 De Joden dan, opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op de sabbat, omdat het de voorbereiding was (want de dag van die sabbat was groot), vroegen aan Pilatus dat hun benen gebroken en zij weggenomen zouden worden. 32 De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van de eerste en van de andere die met Hem gekruisigd was, 33 maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen niet. 34 Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit. 35 En die het gezien heeft, die getuigt ervan, en zijn getuigenis is waar; en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat ook u zou geloven. 36 Want deze dingen zijn gebeurd opdat het Schriftwoord vervuld wordt: Geen been van Hem zal verbrijzeld worden. 37 En weer een ander Schriftwoord zegt: Zij zullen zien op Hem in Wie zij gestoken hebben. (Johannes 19:31-37 HSV)

Lees ook:

God gebruikt zelfs vijanden om zijn plan uit te voeren
8 Denkt hieraan en vermant u; gij overtreders, neemt het ter harte. 9 Denkt aan hetgeen vroeger, vanouds, gebeurde; Ik immers ben God, en er is geen ander, God, en niemand is Mij gelijk; 10 Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen; 11 Die uit het oosten een roofvogel roep, uit een ver land de man van mijn raadsbesluit; Ik heb gesproken, Ik doe het ook komen; Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering. 12 Hoort naar Mij, gij trotsen van hart, die ver van gerechtigheid zijt. 13 Ik breng mijn gerechtigheid nabij, zij is niet ver, en mijn heil zal niet vertoeven; Ik geef in Sion heil, aan Israel mijn luister. (Jesaja 46:8-13 NBG)

Water en bloed: een bron ter ontzondiging en reiniging
10 Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. 11 Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadadrimmon in het dal van Megiddo; 12 Het land zal een rouwklacht aanheffen, alle geslachten afzonderlijk; het geslacht van het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Natan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, 13 Het geslacht van het huis van Levi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk; het geslacht van Simi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk; 14 Alle overige geslachten, alle geslachten afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk. 1 Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging. (Zacharia 12:10-13:1 NBG)

De Wet en de Profeten vervuld in Christus
17 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. 18 Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal gebeurd zijn. 19 Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. 20 Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan. (Matteüs 5:17-20 HSV)

Lees meer...

Volbracht

28 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst. 29 Er stond dan een vat vol zure wijn en ze vulden een spons met zure wijn, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond. 30 Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest. (Johannes 19:28-30 HSV)

Lees ook:

Hij leed dorst in onze plaats
19 Nu was er een zeker rijk man die gekleed ging in purper en zeer fijn linnen en die elke dag vrolijk en overdadig leefde. 20 En er was een zekere bedelaar, die Lazarus heette, die voor zijn poort neergelegd was, en die onder de zweren zat. 21 En hij verlangde ernaar verzadigd te worden met de kruimeltjes die van de tafel van de rijke man vielen en zelfs kwamen ook de honden zijn zweren likken. 22 Het gebeurde nu dat de bedelaar stierf en door de engelen in de schoot van Abraham gedragen werd. 23 En ook de rijke man stierf en werd begraven. En toen hij in de hel zijn ogen opsloeg, waar hij gepijnigd werd, zag hij Abraham van ver en Lazarus in zijn schoot. 24 En hij riep en zei: Vader Abraham, ontferm u over mij en stuur Lazarus naar mij toe en laat hem de top van zijn vinger in het water dopen en mijn tong verkoelen, want ik lijd vreselijk pijn in deze vlam. (Lukas 16:19-24 HSV)

Het verlossingswerk volbracht
1 Want de wet bevat slechts een schaduw van de toekomstige goederen en niet het wezen van de dingen zelf. Daarom kan de wet nooit met dezelfde offers, die men jaar in jaar uit ononderbroken brengt, hen die toetreden tot volmaaktheid brengen. 2 Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren. 3 Maar elk jaar opnieuw wordt men daardoor herinnerd aan de zonden. 4 Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt. 5 Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en spijsoffer hebt U niet gewild, maar U hebt Mij het lichaam toebereid. 6 Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. 7 Toen sprak Ik: Zie, Ik kom - zoals in de boekrol over Mij geschreven is - om Uw wil te doen, o God. 8 Tevoren had Hij gezegd: Slachtoffer en spijsoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en hebben U niet behaagd, hoewel zij overeenkomstig de wet worden gebracht. 9 Daarna sprak Hij: Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg om het tweede in te stellen. 10 Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens voor altijd. 11 En iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers, die de zonden toch nooit zouden kunnen wegnemen, 12 maar deze Priester, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, is tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God. 13 Verder wacht Hij op het tijdstip, dat Zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank van Zijn voeten. 14 Want met één offer heeft Hij tot in eeuwigheid volmaakt hen die geheiligd worden. (Hebreeën 10:1-14 HSV)

De typen en voorafschaduwen van de wet volbracht
11 Maar toen is Christus gekomen, de Hogepriester van de toekomende goederen. Hij is ingegaan door de meerdere en meer volmaakte tabernakel, die niet met handen gemaakt is, dat wil zeggen niet van deze schepping. 12 Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. 13 Want als de besprenkeling met het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe de onreinen heiligt, zodat hun vlees rein wordt, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf onberispelijk aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen. (Hebreeën 9:11-14 HSV)

De zonde volkomen verzoend
22 En bijna alles wordt volgens de wet door bloed gereinigd en zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats. 23 Het was dus noodzakelijk dat de zinnebeelden van de dingen die in de hemelen zijn, hierdoor gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere offers dan deze. 24 Want Christus is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een afschaduwing is van het ware, maar in de hemel zelf om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons. 25 En dat niet om Zichzelf dikwijls te offeren, zoals de hogepriester elk jaar in het heiligdom binnengaat met het bloed dat niet van hemzelf is. 26 Anders had Hij dikwijls moeten lijden vanaf de grondlegging der wereld. Maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard om de zonde teniet te doen door Zijn offer. 27 En zoals het voor de mensen beschikt is, dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt, 28 zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid. (Hebreeën 9:22-28 HSV)

De Levende die dood geweest is
12 En ik keerde mij om, om te zien de stem die met mij had gesproken. En toen ik mij had omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaren, 13 en in het midden van de zeven kandelaren zag ik iemand, die op een mensenzoon leek, bekleed met een gewaad tot op de voeten, en omgord om de borst met een gouden gordel, 14 en Zijn hoofd en haar waren wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen waren als een vuurvlam, 15 en Zijn voeten leken van blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven, en Zijn stem klonk als het geluid van vele wateren. 16 En Hij had in Zijn rechterhand zeven sterren en uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard en Zijn gezicht was, zoals de zon schijnt in haar kracht. 17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tot mij: Vrees niet, Ik ben de Eerste en de Laatste, 18 en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, levend ben Ik tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het graf en van de dood. (Openbaring 1:12-18 HSV)

Lees meer...

Het zwaard van de Geest

>> woensdag 8 november 2006

In onze gemeente hebben we een zgn. Gesprek & Gebed team. Ons doel is onze broers en zussen te stimuleren tot gesprek en gebed naar aanleiding van de preek of bijv. een lied waardoor mensen geraakt kunnen worden.
Gisteravond hadden we als team een avond om toegerust en bemoedigd te worden. We zijn nu ongeveer anderhalf jaar bezig en we hebben gemerkt dat het enthousiasme waar we mee begonnen zijn wat afgenomen is. Soms hebben we te maken teleurstelling of zijn we ongeduldig.
Ik was gevraagd om in verband hiermee vanuit de Bijbel te laten zien hoe je daar mee om moet gaan. Ik heb dat gedaan door te benadrukken dat we te maken hebben met een heel concrete strijd:

Want satan wil helemaal niet dat wij ons ervoor inzetten dat anderen dichter bij God en bij elkaar komen. Hij wil niet dat wij als gemeente op een vertrouwelijke manier met de HERE en met elkaar omgaan. En we moeten bedenken dat satan heel goed op de hoogte is van onze zwakke plekken. En juist op die plekken valt hij ons aan.
Een van die zwakke plekken is ons denken. En hij weet duivels goed hoe hij ons op dat gebied kan manipuleren. Hij is de sluwe slang, de vader van de leugen! Hij strooit er mee, en ze lijken verdacht veel op de waarheid. Dat vraagt om scherp onderscheidingsvermogen.
Dat onderscheidingsvermogen heb je niet zomaar. Daarom heb ik vooral aandacht gevraagd voor de waarheid van Gods woord, het zwaard van de Geest. Maar daar hoort nog wel wat bij. Het is ook noodzakelijk om te bidden en wel om de Geest van wijsheid van openbaring. Het is immers de Geest die ons in de waarheid leidt. Ook vroeg ik nadrukkelijk aandacht voor geloof. Want Gods beloften moeten in geloof aangenomen en toegeëigend worden.
Zo kwam ik op 4 woorden uit die je niet los van elkaar kunt zien:
Woord en Geest.
Geloof en gebed.
Alle vier moeten ze worden ingezet in de strijd. Aan de ene kant tegen de satan die je allerlei leugens probeert te laten geloven. Aan de andere kant voor het geloof in Gods beloften.
Maar zoals ik al zei, ik heb vooral nadruk gelegd op de waarheid van Gods woord, het zwaard van de Geest. Ik heb voorbeelden gegeven van hoe je dat zwaard kunt hanteren als je te maken hebt met concrete aanvallen van de duivel, bijvoorbeeld als je te maken hebt met negatieve gevoelens of gedachten:
Tegenover satans woorden moeten we volgens Efeze 6:17 het woord van God stellen, het zwaard van de Geest.
We moeten onze gedachten laten vullen met dat Woord, zo leren we de waarheid kennen.
Iemand zei eens: ‘We moeten tegen onszelf prediken’.
‘Het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard (…) en het schift overleggingen en gedachten van het hart.’ (Hebreeën 4:12)

Satan fluistert: ‘Zeg nou zelf. Het heeft geen zin. Kijk nou toch eens: wat levert het op?’
Maar de Bijbel roept ons op geduld te hebben en trouw te zijn:
‘Goed is de HERE voor wie Hem verwachten’ (Klaagliederen 3:25).
‘Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd’ (Psalm 25:3)
En als we geneigd zijn te geloven dat er toch niets verandert, laten we daar dan Gods Woord tegenover stellen:
‘Wentel uw weg op de HERE en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken’ (Psalm 37:5)
Zie je het niet meer zitten? Ben je teleurgesteld? Moedeloos, ongeduldig of verbitterd? Ga met die gedachten en gevoelens naar Christus toe, maak ze 'krijgsgevangene onder de gehoorzaamheid aan Christus' (2 Kor 10:5). Schuil bij de HERE. Grijp naar zijn woord. Preek tegen jezelf. En val aan. Geloof God. Kijk naar de vreugde die voor je ligt. God heeft 'ons kostbare en zeer grote beloften' (2 Petr 1:4) geschonken. Groter dan alles wat satan je voorspiegelt.

Lees meer...

Vrees niet

Vrees niet, want Ik ben met u;
      zie niet angstig rond, want Ik ben uw God.
Ik sterk u, ook help Ik u,
      ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.
Jesaja 41:10 NBG

Lees meer...

Betoon van liefde

25 En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, en Maria de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. 26 Toen nu Jezus Zijn moeder zag, en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. 27 Daarna zei Hij tegen de discipel: Zie, uw moeder. En vanaf dat moment nam de discipel haar in zijn huis. (Johannes 19:25-27 HSV)

Lees ook: Lukas 8:1-3, Filippenzen 2:1-4

Lees meer...

Hij werd ontkleed, opdat wij bekleed zouden worden met de mantel der gerechtigheid

19 En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, DE KONING VAN DE JODEN. 20 Dit opschrift dan lazen velen van de Joden, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, was dichtbij de stad; en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Grieks en in het Latijn. 21 De overpriesters van de Joden dan zeiden tegen Pilatus: Schrijf niet: De Koning van de Joden, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning van de Joden. 22 Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven. 23 Nadat de soldaten dan Jezus gekruisigd hadden, namen zij Zijn kleding en maakten vier delen, voor elke soldaat een deel, en zij namen ook het onderkleed. Het onderkleed nu was zonder naad, van bovenaf als één geheel geweven. 24 Zij dan zeiden tegen elkaar: Laten wij dat niet scheuren, maar laten wij erom loten voor wie dat zal zijn. Opdat het Schriftwoord vervuld zou worden dat zegt: Zij hebben Mijn kleding onder elkaar verdeeld en over Mijn kleed hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan. (Johannes 19:19-24 HSV)

Lees ook: Zacharia 3:1-5

Lees meer...

De gekruisigde Koning

17 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de plaats die Hoofdschedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. 18 Daar kruisigden zij Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één en Jezus in het midden. 19 En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, DE KONING VAN DE JODEN. 20 Dit opschrift dan lazen velen van de Joden, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, was dichtbij de stad; en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Grieks en in het Latijn. 21 De overpriesters van de Joden dan zeiden tegen Pilatus: Schrijf niet: De Koning van de Joden, maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning van de Joden. 22 Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven. (Johannes 19:17-22 HSV)

Lees ook:
Matteüs 10:37-39 - Neem je kruis op, net als Hem.
Psalm 22:12-18 - Het lijden van Jezus aan het kruis.
Zacharia 9:9-13 - Jezus is werkelijk de Koning.
Genesis 3:8-13 - Bij de opstelling van Pilatus.

Lees meer...

Recente berichten

Profiel

christen, gereformeerd, man, vader, software engineer

Boekenstapel

  • De Bergrede - D. Martyn Lloyd-Jones
  • De vreugde van God - John Piper
  • God de Vader, God de Zoon (serie geloofsleer, deel 2) - D. Martyn Lloyd-Jones
  • Vechten voor vreugde - John Piper

  Template gebaseerd op © Free Blogger Templates Wild Birds door Ourblogtemplates.com 2008

Terug naar boven