Zoals een dode hond van zijn koning houdt...

>> maandag 19 juni 2006

Ken je Mefiboset? Dat was de zoon van Jonatan, de vriend van David. In deze mooie toespraak gaat John Piper in op de verhouding tussen Mefiboset en koning David.

Hier wat achtergrond informatie m.b.t. wat John Piper zegt over Mefiboset. In 2 Samuël 16:1-4 lezen we over Siba, de knecht van Mefiboset. David is op de vlucht voor zijn zoon Absolom. Siba brengt eten en drinken mee en liegt David voor over Mefiboset. Volgens Siba is Mefiboset in Jeruzalem achtergebleven, omdat hij zou verwachten dat hij, als opvolger van Saul, koning zou kunnen worden. David gelooft dit en daardoor wordt Siba eigenaar van alles wat Mefiboset bezit:

1 Als David
een stukje voorbij de top
   is verdergetrokken,
ziedaar Tsiva,
   de hulpjongen van Mefibosjet
   die hem tegemoet komt,-
met een toom gezadelde ezels
en op hen tweehonderd stuks brood,
   honderd rozijnenkoeken,
   honderd stuks fruit
   en een zak wijn.

2 De koning zegt tot Tsiva:
   wat wil je met dit alles?-
en Tsiva zegt:
   de ezels zijn voor het huis des konings
   om op te rijden,
het brood en het fruit
   zijn voor de jongens om te eten
en de wijn
is om te drinken voor wie uitgeput raakt
   in de woestijn!

3 Dan zegt de koning:
en waar is de zoon van je heer Saul?
En Tsiva zegt tot de koning:
zie, die zetelt in Jeruzalem,
want, heeft hij gezegd,
heden
brengen allen van het huis van Israël
   tot mij terug
het koninkrijk van mijn vader!

4 De koning zegt tot Tsiva:
zie, voor jou
is alles wat van Mefibosjet was!
Tsiva zegt: ik heb mij neergeworpen,-
moge ik genade vinden
   in de ogen van mijn heer de koning!
2 Samuël 16:1-4 Naardense Bijbel
In 2 Samuël 19 lezen we vervolgens over een ontmoeting tussen Mefiboset en David, nadat Absolom is gedood en David is teruggekeerd naar Jeruzalem. Let op hoe Mefiboset reageert:
25 Ook Mefibosjet, kleinzoon van Saul,
is afgedaald de koning tegemoet;
hij heeft niets aan zijn voeten gedaan
   en niets aan zijn snor gedaan,
en heeft zijn gewaden niet gewassen
vanaf de dag dat de koning heenging
tot aan de dag
   dat hij in vrede terug zou komen.

26 En het geschiedt
   als hij in Jeruzalem is aangekomen
   om de koning te ontmoeten,-
dat de koning tot hem zegt:
waarom ben je niet met mij heengegaan,
   Mefibosjet?

27 Hij zegt:
mijn heer de koning,
   mijn dienstknecht heeft mij verraden;
want je dienaar heeft gezegd
'ik laat mij de ezel zadelen
   en zal daarop rijdend
   met de koning meegaan',
want je dienaar is kreupel,

28 maar hij heeft je dienaar belasterd
bij mijn heer de koning;
mijn heer de koning
   is als de engel van God:
doe wat goed is in je ogen!-

29 want heel het huis van mijn vader
   was niets
voor mijn heer de koning
   dan mannen des doods,
maar jij hebt je dienaar neergezet
bij wie eten van jouw tafel;
wat voor rechtvaardiging is er nog voor mij
en wat zal ik nog schreeuwen tot de koning?

30 De koning zegt tot hem:
waarom spreek je je woorden nog uit?-
zeggen zal ik: jij en Tsiva
delen het veld!

31 Mefibosjet zegt tot de koning:
zelfs het geheel mag hij nemen,-
nu mijn heer de koning
in vrede is gekomen in zijn huis!
2 Samuël 19:25-31 Naardense Bijbel
Het gaat Mefiboset dus niet om materiële zaken; die zijn voor hem niet belangrijk. Het gaat hem om David zelf. Wat daar nog bij komt is hoe hij zichzelf ziet in het licht van koning David. Hij noemt zichzelf 'dienaar'. Hij spreekt over David als 'de engel van God'. Zijn eigen vader heeft David achterna gezeten, en toch werd hij door David uitgenodigd aan zijn tafel.

John Piper eindigt dan met 2 Samuël 9:6-8:
Mefibosjet, zoon van Sauls zoon Jehonatan,
komt aan bij David,
valt op zijn aanschijn en werpt zich neer;
David zegt: Mefibosjet!,
en die zegt: ziehier uw dienaar!

7 David zegt tot hem: vrees niet,
want ik wil je daadwerkelijk
   vriendschap bewijzen,
   omwille van Jehonatan, jouw vader,
en naar jou laten terugkeren
heel het veld van Saul, je grootvader;
en jijzelf
eet voortaan je brood aan mijn tafel!

8 Hij werpt zich neer
en zegt: wat is je dienaar wel,-
dat je je hebt gewend
tot de dode hond die ik ben?
2 Samuël 9:6-8 Naardense Bijbel
John Piper trekt dan de lijn door naar ons en Christus - onze Koning. Hoe kijken wij naar onszelf? En hoe kijken we naar Jezus Christus? Beseffen we wat onze positie was, en welke positie we nu hebben? Dat we uitgenodigd zijn aan de tafel van onze Koning?

0 reactie(s):

Blogarchief

Recente berichten

Profiel

christen, gereformeerd, man, vader, software engineer

Boekenstapel

  • De Bergrede - D. Martyn Lloyd-Jones
  • De vreugde van God - John Piper
  • God de Vader, God de Zoon (serie geloofsleer, deel 2) - D. Martyn Lloyd-Jones
  • Vechten voor vreugde - John Piper

  Template gebaseerd op © Free Blogger Templates Wild Birds door Ourblogtemplates.com 2008

Terug naar boven