NGB Artikel 13 - Gods voorzienigheid

>> maandag 16 juli 2007

Wij geloven dat deze goede God, nadat Hij alle dingen geschapen had, ze niet aan zichzelf heeft overgelaten, of aan het toeval of het lot heeft prijsgegeven1, maar ze overeenkomstig zijn heilige wil zo leidt en regeert, dat in deze wereld niets gebeurt zonder zijn beschikking2. Toch is God niet de bewerker van de zonde die gedaan wordt, en evenmin draagt Hij er de schuld van3. Want zijn macht en goedheid zijn zó groot en gaan ons begrip zó te boven, dat Hij zijn werk zeer goed en rechtvaardig beschikt en doet, ook al handelen de duivelen en goddelozen onrechtvaardig4. En al wat in zijn doen het menselijk verstand te boven gaat, willen wij niet nieuwsgierig onderzoeken, verder dan ons begrip reikt. Maar in alle ootmoed en eerbied aanbidden wij de rechtvaardige beslissingen van God, die voor ons verborgen zijn5. Wij stellen ons ermee tevreden, dat wij leerlingen van Christus zijn, om slechts te leren wat Hij ons onderwijst door zijn Woord, zonder deze grenzen te overschrijden6.
Deze leer schenkt ons een onuitsprekelijke troost, als wij erdoor leren verstaan dat ons niets bij toeval kan gebeuren, maar dat alles ons alleen overkomt door de beschikking van onze goedertieren hemelse Vader. Hij waakt over ons met een vaderlijke zorg, terwijl Hij zó over alle schepselen heerst, dat niet één haar van ons hoofd — want die zijn alle geteld — en niet één musje ter aarde zal vallen zonder de wil van onze Vader (Mat 10:29,30). Hierop stellen wij ons vertrouwen, omdat wij weten dat Hij de duivelen en al onze vijanden in toom houdt en zij ons zonder zijn toelating en wil niet kunnen schaden7.
Daarom verwerpen wij de verfoeilijke dwaling van de epicureeërs, die zeggen dat God Zich nergens mee bemoeit en alles aan het toeval overlaat.
Met het vorige artikel heeft de NGB een begin gemaakt met te spreken over Gods werken, Zijn daden. De artikelen daarvoor gingen voornamelijk over wie God is en dat Hij zich openbaart als een Drieënig God: Vader, Zoon en Geest. Maar nu gaat de blik dus naar wat God allemaal heeft gedaan. Zijn daden laten namelijk zien Wie Hij is en hoe Hij is. Zo stonden we in het vorige artikel stil bij datgene waar de Bijbel mee begint: Gods schepping. De schepping laat Gods goedheid en liefde zien: Hij heeft de schepping (en dus ook ons) gewild. Hij genoot ervan. De schepping laat ook zien dat God groot en machtig en majesteitelijk is: Hij is soeverein. Hij bepaalde alles. Het werd zoals het Hem goeddacht en dat was aan het eind van de 6e dag, toen de mens geschapen was, 'zeer goed'.

Artikel 13 gaat vervolgens in op Gods voorzienigheid en zet daarmee beide lijnen voort: God is goed en God is soeverein. Om met dat laatste te beginnen: Hij bepaalde niet alleen hoe alles geschapen en geordend werd, maar Hij bepaalt ook hier en nu de loop van de dingen. Hij regeert en leidt de dingen zo 'overeenkomstig zijn heilige wil (...), dat in deze wereld niets gebeurt zonder zijn beschikking'. Daarmee is dit artikel meteen wel een heel moeilijk artikel voor veel mensen, omdat het heel dichtbij komt. Het gaat ineens over 'hier en nu'. Het gaat over grote dingen die in de wereld gebeuren: overstromingen, oorlogen, overeenkomsten tussen landen, vredesoverleg, en noem maar op. Maar het gaat ook over kleine dingen. Het gaat ook over mij. Over mijn leven. Over wat mij allemaal overkomt. En daarbij maakt dit artikel op meerdere manieren duidelijk dat God goed is. Dit is een artikel dat vraagt om geloof!

Diep in mij zit een stemmetje dat altijd vragen stelt, dat altijd sceptisch is: Is dit echt zo? Bestuurt God de wereld en mijn leven zoals hier beschreven staat? Staat dit echt in de Bijbel? Of interpreteren we de Bijbel soms niet goed op dit punt? Dat wat betreft Gods soevereiniteit. Maar daarachter zitten andere vragen: Is God dan wel echt goed, als Hij ook de moeilijke dingen als oorlogen, overstromingen, ziekten bestuurt? Is God wel echt liefde als hij mij moeilijkheden te dragen geeft?


***

Ik beken dat ik het daar best moeilijk mee kan hebben. Mijn gevoel zegt me dat dit niet kan. Wat betreft Gods soevereiniteit kan ik niet bevatten dat er zo'n groot Wezen is dat, in de chaos van alles wat er in de wereld gebeurt, op zowel macro- als microniveau, het overzicht heeft. En dat niet alleen, maar ook Hij alles zo bestuurt dat het uiteindelijk goed te noemen is. Dat het uiteindelijk Hem behaagt.

En toch geloof ik dat dit artikel gelijk heeft. De Bijbel is namelijk glashelder hierover. Lees de bijbelteksten hieronder maar eens goed door, bijv. die uit Spreuken. En zo botst de waarheid van Gods woord met mijn denk- en gevoelskader. Dat is moeilijk, maar ik wil me wel laten vormen door Gods woord.

Maar het volgende is dat God tegelijk ook goed is. En dat kan ik niet goed met elkaar rijmen. Ook daarin moet ik me laten vormen door de Bijbel.
Want denk je eens in als God wel soeverein is, dus alles regeert en bestuurt, maar niet goed zou zijn. Dat maakt van God een onbetrouwbare God. Hij zou -eerbiedig gesproken- een monster zijn. Niet te vertrouwen. En daarmee geen God.
Andersom: als Hij wel goed is, maar niet soeverein, dan is God wel een God die met ons meelijdt, die wel het goede wil, maar het niet kan bewerken voor ons. God zou dan voor verrassingen kunnen komen te staan. Ook dan kunnen we Hem niet vertrouwen. En ook dan zou Hij geen God zijn.
Die gedachte kom ik zelf nog wel eens tegen: God is liefde, dus Hij heeft geen hand in het kwaad. Toch is dat niet de waarheid van de Bijbel. De Bijbel leert ons wel dat God zelf geen zonde doet, maar Hij laat de zonde wel toe en geeft het een plek in de tijd. Hij kan het ook ten goede gebruiken. Denk aan de geschiedenis van Jozef die werd verkocht door zijn broers.

En zo brengt ook dit artikel mij op de knieën voor God. Want zo openbaart God zich in Zijn Woord: Hij is goed en Hij is soeverein. Hij regeert en Hij regeert goed. Hij is Koning, en Hij is mijn Vader. Hij is echt te vertrouwen.

1
Maar Hij antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook. (Joh 5:17)

Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge (Heb 1:3)

2
Onze God is in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. (Psa 115:3)

De mens heeft overleggingen des harten, maar het antwoord der tong is van de HERE. (...) Het hart des mensen overdenkt zijn weg,
maar de HERE bestiert zijn gang. (...) Het lot wordt in de schoot geworpen,
maar elke beslissing daarvan is van de HERE. (Spr 16:1,9,33)

Het hart van de koning is in de hand des HEREN als waterbeken,
Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt. (Spr 21:1)

(...) Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil (Ef 1:11)

Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst maken; 14 gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zijn zal! Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt; 15 in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen. (Jak 4:13-15)

3
Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. (Jak 1:13)

Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. (1 Joh 2:16)

4
en zeide: Naakt ben ik uit de schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De HERE heeft gegeven, de HERE heeft genomen, de naam des HEREN zij geloofd. (Job 1:21)

Wee Assur, die de roede van mijn toorn is en in welks hand mijn gramschap is als een stok. (Jes 10:5)

die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de HERE, doe dit alles. (Jes 45:7)

Wordt de bazuin in een stad geblazen, zonder dat de inwoners opschrikken? Geschiedt er een ramp in een stad, zonder dat de HERE die bewerkt? (Amos 3:6)

deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood. (Hand 2:23)

Want inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heilige knecht Jezus, die Gij gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pilatus met de heidenen en de volken van Israël, om te doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou. (Hand 4:27,28)

5
(Micha) zeide: Daarom, hoor het woord des HEREN. Ik zag de HERE op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand stond. 20 En de HERE zeide: wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramot in Gilead? De een zeide dit en de ander dat. 21 Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de HERE en zeide: ik zal hem verleiden. De HERE vroeg hem: waarmede? 22 Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het. 23 Nu dan, zie, de HERE heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u, en de HERE heeft onheil over u besloten. (1 Kon 22:19-23)

En daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt (Rom 1:28)

En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven (2 Tes 2:11)

6
De verborgen dingen zijn voor de HERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen. (Deu 29:29)

Dit, broeders, heb ik op mijzelf en Apollos overgebracht om uwentwil, opdat gij uit ons (voorbeeld) zoudt leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich vóór de een en tegen de ander opblaze. (1 Kor 4:6)

7
Dus zijt gij het niet, die mij hierheen gezonden hebt, maar God; Hij heeft mij gesteld tot Farao’s vader en tot heer over geheel zijn huis en tot heerser in het gehele land Egypte. (Gen 45:8)

Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden. (Gen 50:20)

Maar de koning sprak: Wat heb ik met u te doen, zonen van Seruja? Laat hem mij maar vervloeken! Wanneer de HERE tot hem zegt: vervloek David, – wie zal dan zeggen: waarom doet gij dat? (2 Sam 16:10)

Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. (...) Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. (Rom 8:28,38,39)
Alle aangehaalde bijbelteksten komen uit de NBG vertaling 1951.

0 reactie(s):

Recente berichten

Profiel

christen, gereformeerd, man, vader, software engineer

Boekenstapel

  • De Bergrede - D. Martyn Lloyd-Jones
  • De vreugde van God - John Piper
  • God de Vader, God de Zoon (serie geloofsleer, deel 2) - D. Martyn Lloyd-Jones
  • Vechten voor vreugde - John Piper

  Template gebaseerd op © Free Blogger Templates Wild Birds door Ourblogtemplates.com 2008

Terug naar boven