Twee voorbeelden
>> maandag 9 oktober 2006
3 Judas dan, die de afdeling soldaten en enkele dienaars van de overpriesters en farizeeërs meegenomen had, kwam daar met lantaarns, fakkels en wapens. 4 Jezus dan, Die alles wist wat er over Hem komen zou, trad naar voren en zei tegen hen: Wie zoekt u? 5 Zij antwoordden Hem: Jezus de Nazarener. Jezus zei tegen hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verraadde, stond ook bij hen. 6 Toen Hij dan tegen hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond. 7 Hij vroeg hun dan opnieuw: Wie zoekt u? En zij zeiden: Jezus de Nazarener. 8 Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd dat Ik het ben. Als u dan Mij zoekt, laat dezen weggaan. 9 Dit zei Hij opdat het woord vervuld zou worden dat Hij gesproken had: Uit hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. (Johannes 18:3-9 HSV)
Lees ook: 1 Korinthe 10:1-13, 1 Korinthe 9:15-23
0 reactie(s):
Een reactie posten