NGB Artikel 10 - De godheid van Jezus Christus

>> woensdag 15 november 2006

Wij geloven dat Jezus Christus naar zijn goddelijke natuur de eniggeboren Zoon van God is1, van eeuwigheid voortgebracht. Hij is niet gemaakt of geschapen — want dan zou Hij een schepsel zijn — maar één van wezen met de Vader, mede-eeuwig, Hem in alles gelijk2. De Schrift noemt Hem: de afstraling van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen (Heb 1:3).
Hij is Gods Zoon, niet alleen sinds Hij onze natuur heeft aangenomen, maar van alle eeuwigheid3. De volgende getuigenissen leren ons dat, wanneer wij ze met elkaar vergelijken.
Mozes zegt dat God de wereld heeft geschapen4, en de apostel Johannes zegt dat alle dingen zijn geschapen door het Woord, dat hij God noemt5. De apostel zegt dat God de wereld door zijn Zoon geschapen heeft6 en eveneens dat God alle dingen door Jezus Christus geschapen heeft7. Daarom moet Hij die genoemd wordt God, het Woord, de Zoon en Jezus Christus, er reeds geweest zijn, toen alle dingen door Hem geschapen werden. De profeet Micha zegt dan ook: Zijn oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid (Micha 5:1). En de brief aan de Hebreeën: Hij is zonder begin van dagen of einde van leven (Heb 7:3).
Zo is Hij dan de ware, eeuwige God, die Almachtige die wij aanroepen, aanbidden en dienen.
Het is alweer een tijdje geleden dat ik schreef over de artikelen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De laatste keer was 27 juli over artikel 9. Het wordt dus hoog tijd dat ik de draad weer oppak.

Artikel 9 handelt over de bewijzen in de Bijbel voor wat betreft de Drieëenheid. Artikel 10 spitst zich toe op de godheid van Jezus Christus. Veel mensen willen er niet aan dat Jezus Christus God is. Sommigen beschouwen Hem als een bijzonder goed mens. Een voorbeeld, maar niet meer dan dat. Anderen zien Hem als het hoogste geschapen wezen. Hij is dan de hoogste engel. Wat is de Bijbel dan zelf heerlijk eenvoudig en duidelijk: 'In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.' (Johannes 1:1). Een paar verzen later (zie vers 14, 15, 17, 29, 30) is het klip en klaar dat met 'het Woord' Jezus bedoeld wordt.

Maar dit artikel is niet in de eerste plaats geschreven om iets te bewijzen. Belijden is in de Bijbel ook God danken en loven en eren (zie bijv. (Rom. 15:9). Daar gaat het dus ook hier om. Laten we dit artikel dan ook zó lezen en laten we ons verwonderen over Jezus Christus. Hij is geen schepsel, hoe hoog ook, maar de eniggeboren Zoon van God, van eeuwigheid voortgebracht. J.C. Ryle schrijft in het boek Een jaar lezen in Johannes het volgende bij Johannes 1:1:
Onze Heere Jezus is eeuwig. Johannes zegt ons: "In den beginne was het Woord." De Heere Jezus begon zijn bestaan niet toen de hemelen en de aarde werden geschapen. Nog veel minder nam Hij een aanvang toen het evangelie in de wereld werd gebracht. Hij had heerlijkheid bij de Vader "eer de wereld was" (Joh. 17:5). Hij bestond al toen de stof het eerst geschapen werd en voordat de tijd begon. Hij was "voor alle dingen" (Kol. 1:17). Hij was van alle eeuwigheid.
Vul je gedachten hiermee. Mediteer erover. Dank God voor dit wonder en aanbid Hem.
1
Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem! (Mat 17:5)

Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. (Joh 1:14)

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. (Joh 1:18)

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. (Joh 3:16)

Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.
En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg. Tomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien.
Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen. (Joh 14:1-14)

Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. (Joh 20:17)

maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam. (Joh 20:31)

naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here (Rom 1:4)

Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet (Gal 4:4)

Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. (Heb 1:1-2)

Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is? (1 Joh 5:5)

Indien wij het getuigenis der mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van zijn Zoon getuigd heeft. Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. (1 Joh 5:9-12)

2
Hierom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat schond, maar ook God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde. (Joh 5:18)

opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft. (Joh 5:23)

Ik en de Vader zijn één. (Joh 10:30)

Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? (Joh 14:9)

Tomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Here en mijn God! (Joh 20:28)

hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen. (Rom 9:5)

die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht (Fil 2:6)

Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping (Kol 1:15)

verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus (Tit 2:13)

Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge (Heb 1:3)

En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.(Opb 5:13)

3
Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik. (Joh 8:58)

En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. (Joh 17:5)

Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. (Heb 13:8)

4
In den beginne schiep God de hemel en de aarde. (Gen 1:1)

5
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. (Joh 1:1-3)

6
heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. (Heb 1:2)

7
voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem. (1 Kor 8:6)

want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; (Kol 1:16)
Alle aangehaalde bijbelteksten komen uit de NBG vertaling 1951.

0 reactie(s):

Recente berichten

Profiel

christen, gereformeerd, man, vader, software engineer

Boekenstapel

  • De Bergrede - D. Martyn Lloyd-Jones
  • De vreugde van God - John Piper
  • God de Vader, God de Zoon (serie geloofsleer, deel 2) - D. Martyn Lloyd-Jones
  • Vechten voor vreugde - John Piper

  Template gebaseerd op © Free Blogger Templates Wild Birds door Ourblogtemplates.com 2008

Terug naar boven