Wat houdt het in dat God soeverein is? 'Gods soevereiniteit wil zeggen dat God het recht en de macht heeft om alles te doen wat Hem geluk brengt,' zo schreef ik in mijn vorige post. Dat is een korte omschrijving, die nog wel wat uitgediept moet worden. Deze post volgt op de vorige waarin het ging over wat Gods hoogste doel is. John Piper stelt in zijn boek Verlangen naar God dat Gods heerlijkheid en het genieten daarvan Gods hoogste doel is en dat dit gefundeerd is op zijn soevereiniteit. In deze post wil ik aan de hand van het boek Verlangen naar God laten zien wat de Bijbel leert over wat het wil zeggen dat God God is, en wat de consequenties daarvan zijn.
***
Wat betekent het dat God God is? Jesaja zegt dat dit betekent dat zijn plannen niet gedwarsboomd kunnen worden: Ik immers ben God, en er is geen ander, God, en niemand is Mij gelijk; Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen (Jesaja 46:9-10).
Niemand kan Gods hand tegenhouden. Als dat wel zou kunnen zou dat betekenen dat er een macht is die boven God staat. Maar dat is onmogelijk zegt Nebukadnezar: Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij is en zijn koningschap is van geslacht tot geslacht. Ja, alle bewoners van de aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heer van de hemel en de bewoners van de aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet U? (Daniël 4:34-35)
Als je hier bij stilstaat dan betekent dit nogal wat! Ook het lijden en het kwaad gaat niet buiten Gods plan om. Als Jeruzalem verwoest is en Jeremia het bloedbad ziet dan huilt hij: Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn binnenste is vol onrust, mijn hartebloed is ter aarde uitgestort om de ondergang van de dochter van mijn volk, omdat kinderen en zuigelingen versmachten op de pleinen van de stad (Klaagliederen 2:11).
Maar wanneer Jeremia vervolgens naar God kijkt, kan hij het niet ontkennen: Wie is het, die spreekt en het is er, wanneer de Here het niet gebiedt? Komt niet uit de mond van de Allerhoogste het kwade en het goede? (Klaagliederen 3:37-38).
Zo lezen we ook bij Amos iets ontstellends: Geschiedt er een ramp in een stad, zonder dat de HERE die bewerkt? (Amos 3:6).
Als het gaat om de vraag van het lijden dan is hét bekende voorbeeld uit de Bijbel natuurlijk Job. Toen hij met zweren geslagen werd, zei hij eerbiedig: 'zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?' (Job 2:10). Maar had Job het niet mis? Er staat toch: 'Toen ging de satan van het aangezicht van de HERE heen, en sloeg Job met boze zweren' (Job 2:7). Nee, hij had het niet mis, want na de uitspraak van Job zegt de auteur van dit Bijbelboek: 'In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet' (Job 2:10). Het kwaad dat satan bewerkt, bestaat alleen omdat God er toestemming voor geeft. Het zou juist onbijbels en oneerbiedig zijn als we zouden denken dat satan zoveel macht heeft dat hij Gods plan kan doorkruisen.
Het duidelijkste voorbeeld hiervan in de Bijbel is de kruisiging van Christus, Gods eigen Zoon. We lezen duidelijk dat Judas zondigde toen hij Jezus verried (Matteüs 26:25). Toch lezen we in Handelingen 2:23: 'deze (Jezus), naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt u door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood.' Het verraad, deze zonde, was opgenomen in Gods plan. We lezen hetzelfde over Herodus en Pilatus, de heidensoldaten en de Joden in Handelingen 4:27-28: Want inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heilige knecht Jezus, die U gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pilatus met de heidenen en de volken van Israël, om te doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou.
God doet zelf géén zonde, maar Hij heeft besloten dat er zondige handelingen zouden plaatsvinden, echter niet doelloos of zinloos: want in Christus geeft Hij onnoemelijk veel, ten diepste geeft Hij zichzelf aan ons.
In het Oude Testament zien we hier al een voorafbeelding van in de geschiedenis van Jozef met zijn broers. Wat de broers gedaan hadden was verkeerd, ze hadden kwade bedoelingen, maar let er eens op hoe Jozef hier op terugkijkt: U hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden (Genesis 50:20).
Ook in Openbaring 17 lezen we over Gods soevereiniteit. Het gaat daar over de hoer op een beest met tien hoorns. Die tien hoorns staan voor tien slechte koningen. Ook zij staan, zonder het zelf te beseffen, onder Gods macht, want in vers 17 lezen we: 'God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn.'
We moeten dus concluderen: de voortdurende ongehoorzaamheid van mensenharten doorkruist Gods plannen niet, maar vervult ze juist. Denk bijvoorbeeld aan de ongehoorzaamheid van Israël in Romeinen 11:30. Daar staat dat de heidenen 'nu ontferming [hebben] gevonden door hun ongehoorzaamheid.' Paulus laat zien dat Israël ongehoorzaam was, zodat de heidenen zouden delen in de weldaden van het evangelie. Dat laat Gods doel zien. Israëls doel was het zeker niet. Ook niet om via een grote omweg zelf barmhartigheid te verkrijgen (vers 31). God regeert over de ongehoorzaamheid van Israël en leidt het precies zoals Hij wil.
Toeval bestaat dus niet. Gods soevereine macht over het doen en laten van mensen wordt zelfs door de zonde en het kwaad in de wereld niet in gevaar gebracht. Ze is ook niet beperkt tot de goede daden van mensen of de aangename dingen in de natuur. De wind is van God, of die nu prettig of dodelijk is. Ja, ik weet, dat de HERE groot is, dat onze Here boven alle goden is. De HERE doet al wat Hem behaagt in de hemel en op de aarde, in de zeeën en alle waterdiepten; Hij doet dampen opstijgen van het einde der aarde, Hij maakt bliksemen bij de regen, Hij doet de wind uit zijn schatkamers uitgaan (Psalm 135:5-7).
Als er een God in de hemel is, dan bestaat iets als toeval niet, zelfs niet in de kleinste dingen van het leven: 'Het lot wordt in de schoot geworpen, maar elke beslissing daarvan is van de HERE' (Spreuken 16:33). Niet één musje 'zal ter aarde vallen zonder uw Vader' (Matteüs 10:29).
Volgens mij kun je, dit alles overziend, maar op drie manieren hierop reageren:
1. Het laat je koud. Je zegt: 'Het zou wat. Ik vind dit niet interessant. Is er nog wat leuks op TV?' Ik hoop en bid dat de ogen van je hart open mogen gaan.
2. Je voelt enorme weerstand. Je zegt: 'Dit geloof ik niet. Dit kan niet! Dit is simpelweg niet waar!' Allerlei vragen borrelen in je op, zoals: 'Ik ben toch geen robot?', 'Heeft God dan het kwaad gewild?', etc., waardoor je denkt dat dit niet waar kan zijn. In een volgende post wil ik hier wat verder op door gaan.
3. Je gaat op de knieën voor God, je aanbidt Hem, je roept het uit met Job: 'Ik weet, dat U alles vermoogt, en dat geen van uw plannen wordt verijdeld,' en je zingt met Paulus: O diepte van rijkdom, zowel van de wijsheid als van de kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want wie heeft het denken van de Heer gekend? Of wie is zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem vergolden worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. (Romeinen 11:31-33 Telos)
Tenzij anders aangegeven zijn de Bijbelteksten geciteerd uit de NBG vertaling 1951 (soms hier en daar iets gemoderniseerd weergegeven).
Lees meer...